Ode aan Tuschinski

Gedicht ter ere van het Tuschinki-monument 2023 – Door Elfie Tromp

Lessen in meeslepend leven

Les 1:

Een goed verhaal begint bij een gelaagd personage.
Een man of vrouw met een duidelijk doel en streven.
Het liefst iemand met wie de toeschouwer kan meeleven.

Scène 1 – int – dag – stationshal

We horen het geluid van een vertrekkende stoomtrein, de schrille fluit. Voetstappen van mannen en vrouwen op klinkers en het gemurmel van drommen mensen. We zien een jonge mannenhand die een eenvoudige koffer omklemt. De nagels kort, de kootjes lichtbehaard, de knokkels wit van het klemmen. Het beeld zoomt uit en we zien de Poolse ABRAHAM TUSCHINSKI voor het eerst (18 jaar, bleek, tenger, sprankel in de ogen). Hij trekt zijn pet af en veegt zich over het voorhoofd, kijkt omhoog naar de indrukwekkende welvingen van de Rotterdamse stationshal.

Les 2:

Spanning wordt gecreëerd door obstakels.
Die overwinnen is de essentie van het verhaal.
Hoe moeilijker het wordt, hoe meer we meeleven.

Scène 2 – int – dag – naaiatelier

We zien de jonge handen behendig een naald door een zoom steken en afhechten. De camera zoomt uit. Tuschinski houdt een gerepareerd vest van een cinemaportier omhoog, donkergroen met uitbundige goudstiksels. Hij keurt de glanzende knopen, ziet zichzelf dan in de paspiegel met het vest voor zich in zijn handen. Het winkelbelletje klinkt, de klant komt binnen. Tuschinski grijnst ondeugend naar zijn spiegelbeeld.

Les 3:

We bewonderen het hoofdpersonage dat zijn lot in eigen handen neemt, omdat we dat zelf zo graag zouden willen doen.

Scène 3 – int – dag – kantoor Tuschinksi

De jongenshanden zijn volwassen nu, steviger en wat meer getekend, de nagels verzorgd. De rechterhand zet een vergulde vulpen op een contract en zet zijn handtekening. We horen gul gelach. De hand schudt een andere hand.

Les 4:

De beste films hebben een plottwist.
Een onverwachte gebeurtenis die alles op scherp zet.
Het hoofdpersonage wordt tot het uiterste getest.

Scène 4 – int/ext- dag – meerdere locaties

De muziek zwelt aan, er klinkt een levendige bigband met een uitbundige trompetsolo. Op elke uithaal zien we de handen iets anders doen. Wijzend orders geven op een bouwplaats, strelend langs fluwelen gordijnen, een schouderklopje gevend aan een portier, klappend na een optreden in een zaal van rode pluche, zwaaiend onder het flitsen van fotocamera’s, een vrouwenhals strelend, geld tellend. De muziek wordt ijler en meer gespannen. We zien de hand een bakelieten telefoonhoorn omklemmen, we horen Tuschinski op gespannen toon discussiëren. De muziek verandert in paukeslagen die klinken als bominslagen. Er valt pleisterwerk op de handen die papieren grissen van een bureau. De handen zijn gespannen ineengestrengeld in een slecht verlichte schuilkelder. De handen draaien gehaast een kluisdeur open, graaien geld, proppen het in andere handen.

Les 5:

We willen dat het hoofdpersonage wint, maar verhalen met een tragische held beklijven het best, zo blijkt.

Scène 5 – ext – dag – stationshal

We horen het geluid van een vertrekkende stoomtrein, de schrille fluit. Voetstappen van mannen en vrouwen op klinkers en het gemurmel van drommen mensen. We zien dezelfde hand, ouder nu, een luxe koffer omklemmend. De knokkels wit van het klemmen. De pet is een hoed nu. Tuschinksi (56 jaar) kijkt ernstig. Wat hij ziet, wat hij zag, weet de toeschouwer niet.

Les 6:

Niet is onmogelijk.
Alles kan gebeuren.
Ook het ondenkbare.